Deel 1 van het thema ‘Dopen van de 4 oranjezussen’ In dit eerste deel: de doop van prinses Beatrix
Beatrix Wilhelmina Armgard werd geboren op paleis Soestdijk op 31 januari 1938 als oudste dochter van prinses Juliana en Prins Bernhard. Beatrix is vernoemd naar haar beide grootmoeders. De naam Beatrix hebben de ouders gekozen omdat deze naam, “Zij, die gelukkig maakt” betekent. Prins Bernhard zei bij de aangifte dat hij hoopte dat die naam een voorteken zou zijn.
De doop van prinses Beatrix vindt plaats op 12 mei 1938 in de Grote of Sint Jacobskerk te Den Haag. De doopjurk die de prinses droeg is een traditioneel doopkleed, dat een geschenk was van Koning Willem III aan zijn vrouw Koningin Emma voor hun dochtertje Wilhelmina, die er in is gedoopt op 12 oktober 1880 in de Haagse Willemskerk.
De jurk is gemaakt van Brusselse kant. Het gladde lijfje gaat over in een gerimpeld aangezette rok, waarvan het voorpand dubbel omrand is met fijne rozentakjes en lange S-vormige figuren. Onderaan in het midden prijkt het Rijkswapen. Op de achterkant staan rozenknopjes en madeliefjes. De sluier over de jurk is daar eveneens van voorzien. Bij de doopjurk en -sluier hoort een mutsje.
12 mei 1938 doop in de Grote of Sint Jacobskerk Kerk te Den Haag door dominee Welter. Haar 5 peetgetuigen zijn: Gravin Kotzebue, Prinses Alice van Groot-Brittannië, Koning Leopold III van België, Hertog Adolf-Friedrich van Mecklenburg en de Vorstin van Erbach-Schönberg.
De volgende preek werd voorgedragen:
"Wij zijn saamgekomen voor de plechtige bediening van het Sacrament van den Heiligen Doop. En het is dan ook vanzelfsprekend, dat dat ons aller aandacht vraagt en onze volle aandacht. Maar dat sluit mede in, dat straks Gods heilige naam zal mogen worden verbonden aan den naam van onze lieve Prinses Beatrix. En dus mee onze bizondere aandacht gevraagd wordt voor Haar en voor haar vorstelijke Ouders en Grootouders, terwijl onze gedachten tevens uitgaan naar Hen, die heengingen, maar die thans in den geest met ons zijn. En dat onze aandacht gevraagd wordt voor Hen, die als Peten of Familieleden aan de plechtigheid zullen deelnemen. En dat onze aandacht wordt gericht op allen, die aanwezig zijn, en daardoor de belangrijkheid van deze plechtigheid vergrooten. Daarom leeft in ons aller hart de bede, dat God Hunne Koninklijke Hoogheden Prinses Juliana en Prins Bernhard een rijken zegen moge schenken, nu zij hun Dochter Prinses Beatrix aan Hem mogen opdragen. En de bede, dat God Hare Majesteit onze Koningin en Hare Hoogheid Prinses Armgard in dien zegen doen deelen. En de bede, dat Gods Geest dien zegen doe neerdalen over alle aanwezigen en over heel ons Volk, dat in oprechte belangstelling met dezen bizonderen dienst meeleeft. En te meer blijft ook daardoor onze volle aandacht gericht op de bediening van het Sacrament. En daarom is het dat wij een Woord Gods als een inleiding daarop en als een uitlegging daarvan willen doen voorafgaan. Dat woord vonden wij in 1 Johannes 4:8b: "God is Liefde".
God is liefde. Om de beteekenis van dit machtige woord eenigszins te benaderen moeten we wel beginnen met ons te realiseeren, dat het een waagstuk is het uit te spreken. Het past niet bij de ervaring, die wij opdeden van de wereld, die toch door God is geschapen en door Hem wordt geleid. Maar de bijbel is daar niet bevreesd voor. En daarom niet bevreesd voor, omdat het niet oppervlakkig wordt gezegd. Johannes, die dit schrijft, kent de volle werkelijkheid, zooals blijkt uit het vers, dat er op volgt. En die andere werkelijkheid is Christus. Hem kent hij en Hem ziet hij. En als hij op Hem ziet, dan waagt hij het te zeggen: God is liefde. En dan kan niets daar verandering in brengen. Ook niet het feit, dat de wereld die leifde van God niet heeft begrepen. En ook niet het feit, dat de menschen zich aan die liefde van God hebben vergrepen. Al ziet hij Jezus dan voor zich zooals Hij daar hing aan het kruis, dan nog zegt hij: God is liefde. Immers toen hij bij het kruis stond en om zich heen niets vernam dan spot en vergruizing, toen heeft hij ook de woorden van den Heiland gehoord. En dat waren geen woorden van haat of verachting of verbittering, maar van liefde. En dat was die Heiland, die gezegd had: Die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien. Dat waren dus woorden Gods. En God sprak door Hem. En daarom houdt Johannes vol: God is liefde. Alle oppervlakkigheid is aan den bijbel vreemd. En alle oppervlakkigheid is vreemd aan hen, die het met den bijbel houden. Dat blijkt ook zoo duidelijk uit het Formulier, door onze Vaderen opgesteld voor de bediening van den heiligen doop. Dat houdt ook de werkelijkheid van het leven volkomen in het oog. Dat beziet het leven van ons en van onze kinderen ook niet van den oppervlakkigen kant. Maar integendeel zoo ernstig mogelijk. Het voelt terecht, dat allerlei moeilijkheden, die ons deel zijn geweest, waarschijnlijk ook onze kinderen niet bespaard zullen blijven. Het vindt dat verschrikkelijk en noemt dat ellende. Maar we mogen er ons oog niet voor sluiten en straks zal blijken, dat we dat ook allerminst behoeven te doen. En die moeilijkheden bedreigen ons niet alleen van buitenaf, maar ook van binnenuit. Wij zijn zelf niet die we zijn moeten. Dat brengen we mee als we in de wereld komen. En onze kinderen zijn niet die ze zijn moeten, dat zal zich straks al meer openbaren. Maar dat doet niets af aan het feit, dat God liefde is. Als die waarheid maar niet gesteld wordt in oppervlakkigen zin. En daarom doet het ons juist nú dubbel goed, dat het niet gezegd wordt in een oppervlakkige beteekenis, omdat het gaat om ons heil. En omdat het gaat, en daarbij voelen we het dikwijls nog sterker, om het heil van onze kinderen. Nu doet het ons goed, dat we onze oogen niet behoeven te sluiten voor de werkelijkheid, maar dat we het leven in de oogen mogen zien.
Dan wordt het ons een reden van dankbaarheid, dat we dat mogen zeggen. Dan brengt het een rijken troost. En is het een uiting van datzelfde optimisme, dat den bijbel altijd kenmerkt. En ondanks alles kenmerkt. Waar ligt het geheim daarvan? Immers daarin, dat het ons hier meegedeeld wordt, dat God liefde is, om ons daarmee te zeggen, dat God die liefde niet voor zich zelf heeft bewaard. Maar die liefde aan de wereld heeft meegedeeld. En zoo breed mogelijk. En aan de menschen meegedeeld en zoo breed mogelijk. Dat die liefde er is voor ons en voor onze kinderen. Zoo sprak Jezus het immers zeelf eenmaal uit. Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Wat Johannes hier zegt, is dus niets anders dan een echo op dit woord van Jezus. En een echo op heel het leven van Jezus, dat van dat woord de bevestiging is geweest. Jezus heeft liefgehad. En Zijn liefde geplaatst tegenover den haat en de onverschilligheid van de wereld. Hij heeft dat gedaan tot het einde toe. En Hij is daarmee doorgegaan, direct na Zijn opstanding. Zoo heeft Hij overwonnen. En zoo overwon Gods liefde. En wat we nu hebben van die liefde hebben we van God. Dat is het ook alleen wat elk Sacrament ons wil voorhouden. Niet wij doen iets, maar God. Dat is het wat ons ook het Sacrament van den Doop wil voorhouden. God komt daarin tot ons en tot onze kinderen. Dat is er de kracht en de beteekenis van. Daarom verwondert het ons niet, dat die troost ook zoo bizonder sterk uitkomt in het genoemde Formulier. Ja, eigenlijk het voornaamste is, wat het ons wil bijbrengen. Want die zin, waarin gesproken wordt van de moeilijkheden van binnen en van buiten, is eigenlijk niet anders dan een inleiding. Maar dan volgt de hoofdzin en dus ook de hoofdzaak. Hoewel dat zoo is, gelooft ge niet, dat uw kinderen in Christus zijn geheiligd, en dus bij Hem hooren, en dus behooren gedoopt te wezen? Dat is weer niet oppervlakkig, omdat "in Christus" ons er direct aan herinnert hoeveel Hij daarvoor heeft moeten lijden. Maar nu zijn ze geheiligd. Nu zijn ze afzonderlijk gesteld. Nu zijn ze veilig gesteld. Veilig voor al wat van buitenaf of van binnen uit hen kwaad zou kunnen doen. Daarom ging ook Christus’ bizondere zorg uit naar alles wat zwak en ongelukkig was. En daarom heeft Hij die bizondere genegenheid getoond voor de kinderen, die Hem gebracht werden. Daarom staat er zoo aandoenlijk van geschreven, dat Hij hen omhelsd, de handen opgelegd en gezegd heeft. En als ergens de weerspiegeling van Gods liefde nog het best bewaard is gebleven dan in het gezin. En als dat ooit uitkomt, dan vooral als god ons de zorg toevertrouwt voor een kind, een bizondere gave van Hem. Hoe wordt dat dan van alle kanten met liefde omringd. En ook al zijn de omstandigheden moeilijk en al is de zorg groot, hoe moet alles wijken voor de liefde die naar het kind uitgaat. En daarom spreekt Gods liefde het duidelijkst in het feit, dat ook Hij onze jonge kinderen aanneemt, hoewel ze van deze dingen nog niets verstaan.
Maar die openbaring van Gods liefde jegens ons en onze kinderen legt daarbij tegelijk een groote verantwoordelijkheid op ons. Immers we worden geroepen om wat we krijgen ook te beleven en er tot zegen mee te zijn voor anderen. Daarom gaat het eigenlijk in heel de omgeving van den tekst. Daarom komt dit woord er zelfs tweemaal in voor, dat God liefde is. En beide keeren met de nadrukkelijke bedoeling, dat dat voor ons een aansporing zal zijn om, als we iets van Gods liefde hebben begrepen, ook onze liefde, daardoor gewekt, te toonen aan anderen. Daarom staat het er eigenlijk zoo, dat we er uit moeten lezen, dat God zonder betoonen van liefde niet te denken is. En daarom is de bedoeling, dat het zoo zal zijn, dat iemand, die zich een kind van god noemt, ook niet te denken is zonder betooning van liefde. Niet liefhebben is bij God onbestaanbaar. Want liefhebben is nu eenmaal karakteristiek voor het wezen van God. Zoo wil Johannes daar heel nauw bij laten aansluiten, dat niet liefhebben voor een Christen iets onbestaanbaars moet zijn. En dat liefhebben ook voor hem karakteristiek moet wezen. Hier worden we een oogenblik herinnerd aan wat Paulus schrijft in dat wereldberoemde hoofdstuk van de liefde. Al het andere, wat we hebben, wat we zijn, wat we doen, is minder belangrijk dan dat ééne, dat we de liefde hebben. En dan die liefde, die de weerspiegeling is van Gods liefde. Dat wil dus zeggen die liefde die niet vraagt maar geeft, die het niet om zich zelf te doen is, maar om den ander, die dus geen onderscheid maakt. Die liefde, die een antwoord is op Gods woord, uit zich op twee manieren. En wel eerst in liefde tegenover God. Daarom wekt het Formulier na de schuldbelijdenis en na de genadeverkondiging, die we er duidelijk in terugvinden, op tot nieuwe gehoorzaamheid aan God. En waarin bestaat die nieuwe gehoorzaamheid? Als we ons dat realiseeren, dan staan we versteld over het diepe inzicht dat de opstellers hebben gehad niet alleen in Gods liefde, maar ook in onze zwakheid. Wij zouden al spoedig geneigd zijn te denken dat die nieuwe gehoorzaamheid zich zou moeten uiten in een optreden van onzen kant. Maar zij stellen het in heel iets anders. En wel in een nieuwe afhankelijkheid. In nieuwe afhankelijkheid van God en Zijn liefde. Wat moeten wij doen? Alleen maar meer aanhangen, vertrouwen en liefhebben. En wien meer aanhangen, vertrouwen en liefhebben? God, die de Vader is van onzen Heer Jezus Christus. God die liefde is. Maar dan moeten we ook onze verplichting kennen tegenover ieder ander. God liefhebben boven alles en onzen naaste als ons zelf. Dat was wel vanouds al bekend, maar dat is werkelijkheid geworden in Christus. En gretig heeft Hij elke gelegenheid aangegrepen om dat meer naar voren te brengen. En niet zonder resultaat. Johannes zelf, die dit alles neerschrijft, zoo oneindig teer, is er een bewijs van. Want hij was vroeger zoo heel anders van karakter. Waar zullen we wat god voor ons was en is eerder en beter toonen dan in eigen gezin? Maar waar zullen we ook eerder leeren gevoelen hoe moeilijk dat is?
Daarom is het ten slotte een voorrecht dat we mogen zeggen, dat het een bizondere genade is dat woord te mogen beleven tot zegen voor ons zelf en voor ons gezin: God is liefde. Genade wil zeggen, dat het niet bij ons begint, maar bij God. Dat het niet van ons kwam, maar van God. En dat het altijd van Hem blijft komen. Johannes vindt het noodig dat nog eens heel afzonderlijk te vermelden in deze pericoop. Hij zegt: Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad heben, maar dat Hij ons liefgehad heeft. En waarin komt die liefde van God uit? Dat Hij Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden. Het is dus alleen Gods genade. Maar niet een genade, die ver van ons gebleven is. Doch een genade, die God zoo dicht mogelijk tot ons gebracht heeft. Want daarvoor is Jezus gekomen en zoo heel nauw met ons leven verbonden geweest. En alsof dat niet voldoende was, vooral voor hen, die straks zouden gelooven in Jezus, nadat Hij van de aarde was heengegaan, heeft Hij het nog dichter tot ons gebracht. En wel doordat Hij de Sacramenten van Doop en Avondmaal heeft ingesteld. Nu hebben wij niet alleen Zijn Woord, dat het ons zegt, maar wij hebben het Sacrament als een teeken en zegel, waardoor ons Gods liefde in Christus, voor ons en de onzen, wordt afgebeeld. We hooren het niet alleen uit de prediking, maar we mogen het zien telkens wanneer het Sacrament wordt bediend in het midden der Gemeente: God is liefde. En de zekerheid van die genade wordt in het Formulier wel heel diep gegrepen en gepeild, als gezegd wordt: Als wij soms uit zwakheid in zonde vallen, dan nòg moeten wij aan Gods genade niet vertwijfelen, en niet in de zonde blijven. En wel daarom niet, omdat uit den Doop blijkt, dat we een eeuwig verbond der genade met God hebben. Zoo zijn Gods liefde en genade niet te scheiden. En worden beide werkelijkheid voor ons door Gods Geest. Daaraan herinnert ons het woord, dat ontleend is aan een brief van Paulus, en dat als een zegen op de gemeente wordt gelegd bij het verlaten van het kerkgebouw. Daar heet het immers: De genade van Jezus Christus, en de liefde van God, en de gemeenschap van den Heiligen Geest moge met u allen zijn. Als we daarom eigen zwakheid zwaar voelen, en dat doen we altijd als het gaat om ons heil en om dat van onze kinderen, dan mogen we nooit vergeten, dat ook wij zelf zijn gedoopt. En dat in dien Doop Gods liefde tot ons gekomen is., èn voor altijd. En dat God ons ook de kracht wil geven om onze geloften te betalen en de kracht om tot rijken zegen te worden gesteld ook voor onze kinderen.
Daartoe helpe de Almachtige God ook ons Vorstelijk Ouderpaar door Zijn Heiligen Geest.
Amen. "
Na de doop maakt de kleine Beatrix in de Gouden Koets haar eerste rijtoer en krijgt haar 1e zanghulde. Van de kerk gaan ze naar Paleis Noordeinde, waar de groepsfoto werd gemaakt.
Video doop: KLIK
Groepsportret ter gelegenheid van de doop van Prinses Beatrix, 12 mei 1938. Ze staat op de foto met haar ouders, grootmoeders en vijf peten. Van links naar rechts: Gravin Kotzebue, Prinses Alice van Groot-Brittannië, Koning Leopold III van België, Prinses Armgard, Prinses Juliana met de baby, Prins Bernhard, Koningin Wilhelmina, Hertog Adolf-Friedrich van Mecklenburg en de Vorstin van Erbach-Schönberg. De opname werd gemaakt in de vestibule van Paleis Noordeinde.
Ook werden er nog wat officiële foto’s gemaakt:
(Met dank aan Anja, foto's: RVD)