Sophie van Oranje-Nassau (1824 - 1897) | De Oranjes

maandag 8 april 2024

Sophie van Oranje-Nassau (1824 - 1897)

Sophie van Oranje-Nassau (8 april 1824 – 23 maart 1897) was een dochter van Koning Willem II en Anna Paulowna van Rusland. Het is vandaag 200 jaar geleden dat zij geboren werd.  


Sophie kreeg de namen Wilhelmine, naar haar vaders moeder, Marie Sophie, naar haar moeders moeder, Louise, naar een tante van haar vader. Sophie groeide op op Paleis Soestdijk, samen met nog drie oudere broers. Afwisselend verbleven ze ook in Den Haag, Apeldoorn, Brussel en Tervuren. Sophie had in de tuinen van paleis Soestdijk een eigen boerderijtje waar ze zelf boter en kaas maakte. Ze bracht zó veel tijd buiten spelend door dat ze een achterstand in haar intellectuele ontwikkeling opliep. Daarom werd haar vanaf haar tiende jaar een nieuwe gouvernante toegewezen, baronesse van Randwijck. Vanaf dat moment kreeg ze niet alleen lessen in Nederlands, Frans, Duits, Italiaans en Engels, maar ook in wiskunde, geschiedenis en muziek. Het ‘buitenspeelkind’ bleek, naar het oordeel van haar leraren, intelligent en leergierig. Haar vader gaf haar godsdienstonderwijs, ‘vrij van dogma’s’, zoals Sophie zelf het later zei. Op 16 april 1840 deed ze belijdenis. In een brief uit 1862 aan Christine Hebbel schreef Sophie over haar opvoeding dat zij vooral ‘had geleerd wat niet mocht en níet wat juist was om te doen’.  

Het gezin van Koning Willem II en Anna Paulowna. Sophie zit naast haar moeder.

Met broer Hendrik en een hondje in 1834.

Eind jaren dertig werd Sophie zwaar ziek. Om op krachten te komen, ging ze met haar moeder naar Weimar. Hier ontmoette ze erfgroothertog Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach. Toen hij op zijn beurt in 1841 in Nederland kwam, werden zij tijdens een tocht door Friesland verliefd. Ze huwden op 8 oktober 1842 op Paleis Kneuterdijk in Den Haag. Karel Alexander was haar volle neef. Zijn moeder was een zus van haar moeder. Uit Sophies huwelijk met Karel Alexander werden de kinderen Karel August, Marie, Sophie en Elisabeth geboren. 



Het hof in Weimar onderscheidde zich van andere Europese hoven, doordat Weimar in 1816 een aantal constitutionele wetten had aangenomen dat er de toon aangaf. De cultuur speelde er ook een belangrijke rol. Haar echtgenoot besteeg in 1853 de troon van Saksen-Weimar-Eisenach. Zij en haar man waren bevriend met onder anderen Hans Christian Andersen en Richard Wagner die allebei een tijd in Weimar verbleven. Groothertogin Sophie wijdde zich ook aan de literatuur en initieerde, nadat de kleinzoon van Johann Wolfgang von Goethe diens literaire nalatenschap aan haar had vermaakt, de 143-delige Sophienausgabe van diens werk. Nadat haar in 1889 ook de papieren van Friedrich Schiller waren toevertrouwd, richtte zij te Weimar het Goethe-Schiller-Archiv op. Omdat haar man en zoon gedurende de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871) bij hun troepen verbleven was zij regentes over het hertogdom Saksen-Weimar-Eisenach. Naast de opvoeding van haar kinderen nam Sophie veel maatschappelijke initiatieven. Zij stichtte scholen en opleidingen, sanatoria, een weeshuis en een reclasseringsvereniging. Tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 moest zij optreden als regentes, omdat haar man en zoon bij hun troepen verbleven. Ook op cultureel gebied was Sophie in Weimar van grote betekenis. Na de dood van haar broer Willem III in 1890 was zij, in de eerste jaren van de regering van Wilhelmina, eerste in de lijn voor de erfopvolging in Nederland. Na Sophies dood zou, indien Wilhelmina kinderloos was gebleven, Sophies kleinzoon Willem Ernst waarschijnlijk de opvolger zijn. 
Sophie in 1889 met haar man, zoon, dochters, schoonzoons, schoondochters en twee kleinkinderen.

Haar broer Willem III noemde haar ooit een ‘chattemitte’, een zoetsappig mens en niet te vertrouwen. Maar zij wordt ook, onder anderen door Christa Jansohn, beschreven als een vrolijke vrouw die tot op hoge leeftijd blijk gaf van een gevoel voor humor. Hoe het ook zij, haar leven lang hield zij zich aan haar eigen lijfspreuk ‘Il faut agir en parlant le moins possible’, populair gezegd ‘niet praten, maar doen’. In oktober 1892 vierden Sophie en Karel Alexander hun gouden bruiloft. Er werd een grote bijeenkomst gehouden. Ook Wilhelmina en Emma waren aanwezig. Voor deze gelegenheid had Richard Strauss een stuk geschreven getiteld “Variationen über “Wilhelm von Oranien””. Dit werd snel vergeten tot het in 1999 boven water kwam in het archief van het Koninklijk Huis. Op deze reünie ontmoette Wilhelmina voor het eerst haar latere man, prins Hendrik. Hij was hier aanwezig omdat zijn halfbroer getrouwd was met de dochter van Sophie, Elisabeth. Bij hun vijftigjarig huwelijksfeest ontvingen Sophie en Carl van het land een substantieel bedrag. Zij besloten dit bedrag – aangevuld met eigen middelen van Sophie – aan te wenden voor een archiefgebouw.

Sophie en Karl Alexander ter gelegenheid van hun gouden huwelijk in 1892.

Op 28 juni 1896 kon het archief worden geopend, waarin naast Goethes literaire nalatenschap ook de Schillercollectie een plaats kreeg. Later volgden talloze andere handschriftenverzamelingen en literaire nalatenschappen. Nog altijd is het Goethe und Schiller Archiv een van Duitslands belangrijkste culturele instellingen. Sophie bleef de gang van zaken in Nederland op de voet volgen en hield contact met haar Nederlandse verwanten. Ze was een trouw adviseur van de koninginnen Emma en Wilhelmina. Ook was Wilhelmina erg op haar tante gesteld, omdat haar vader overleden was toen zij nog maar tien jaar oud was. Sophie kwam geregeld naar Den Haag, mede om haar zakelijke belangen te behartigen. Ze had in 1865 van haar moeder Buitenrust, Rustenburg en Zorgvliet geërfd. Haar broer Hendrik liet haar behalve aandelen in bedrijven ook het paleis aan het Lange Voorhout na, dat zij in 1896 overdroeg aan Emma. Sophie verbleef ’s zomers enkele weken op Buitenrust en ontving dan vooral mensen uit de kunstwereld. Zij droeg bij aan de ontwikkeling van haar geboortestad door afstand te doen van onroerend goed ten behoeve van de aanleg van de wijk Duinoord, het verversingskanaal en de bouw van Bronovo, het diaconessenziekenhuis. Met het Nederlandse nationale geschenk bij haar gouden bruiloft in 1892 stichtte zij het Sophie-fonds, bestemd voor maatschappelijke projecten in Nederland en zijn koloniën. Op de van haar vader en haar broer geërfde landgoederen in Silezië en Posen richtte zij een modellandbouwbedrijf op – Heinrichau – waarvoor zij zelfs een landbouwcursus volgde. Door de dood van haar dochtertje Sophie versomberde haar leven. In 1894 stierf haar oudste zoon. Dit trof haar zwaar. Sinds dat moment ging haar gezondheid langzaam achteruit en verergerde bovendien haar allergische kwaal. In 1894 zei ze: Ik heb onuitputtelijk veel geleden. Zij zelf stierf drie jaar later, op 73-jarige leeftijd, en werd bijgezet in de ‘Fürstengruft’ te Weimar, de graftombe van haar schoonfamilie Sachsen-Weimar-Eisenach. Daar rusten ook Goethe en Schiller, die zoveel hebben betekend in Sophies leven. 

In haar autobiografie schreef Wilhelmina onder andere over haar: "Tante kwam ieder jaar bij ons logeren en genoot er dan bijzonder van weer in haar oude vaderland te zijn. Tante was voor mij het laatst overgeblevene van vader, wat een bijzondere band gaf, en zij zou mijn opvolgster zijn ingeval mij iets zou overkomen. Reeds als kind woog dit laatste, dat zij het was aan wie ik het vaderland zou achterlaten, bij mij heel zwaar. Er bestond een grote vriendschap en een sterke onderlinge waardering tussen tante Sophie en moeder. Tante, die zo goed met het leven hier te lande op de hoogte was gebleven, was voor moeder een gesprekspartner als geen ander. Met haar kon moeder over alles spreken. Tante had een aantal bijzondere gaven en was begiftigd met een scherp en groot verstand. Ook tante en ik waren grote vrienden en ik herinner mij nog levendig de vertrouwelijke praatuurtjes op haar kamer. Het waren uurtjes waar ik veel aan heb gehad. Tante was erg knap en heeft ontzaglijk veel voor Weimar gedaan. Landsvrouwe in grote stijl!"

Over haar dood vertelt Wilhelmina onder andere het volgende: "Op het einde van die eerste drukke winter, de drieëntwintigste maart, kregen wij het bericht van het plotselinge overlijden van tante Sophie. Midden in haar arbeid zakte zij ineen en overleed binnen enkele uren. Wij waren diep bedroefd dit laatste van vader te moeten missen, ook om al de liefde die wij van haar ondervonden en omdat zij altijd met haar heldere verstand met raad en daad voor ons klaar stond. Zoals ik reeds vermeld heb, was zij mijn opvolgster voor het geval mij iets mocht gebeuren. Haar heengaan was een stuk werkelijk leven dat ik ondervond en dat mij rijper maakte. Het versterkte nog mijn verantwoordelijkheidsbesef tegenover mijn toekomstige taak..."

1 opmerking:

  1. Leuk en je weet je maakt me hiermee erg blij, die oude geschiedenis, ook al ken ik deze al goed, het blijft mooi om deze te lezen en de foto's er bij te bekijken. Mooi gedaan

    BeantwoordenVerwijderen