De Koninklijke Grafkelder | De Oranjes

zaterdag 4 november 2023

De Koninklijke Grafkelder

De Koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk in Delft is sinds de bijzetting van Willem van Oranje de laatste rustplaats voor leden van het Huis Oranje-Nassau. De grafkelder bestaat uit drie gedeelten. De oudste grafkelder bevindt zich direct onder het grafmonument van Willem van Oranje in het koor van de kerk. In 1822 werd de tweede grafkelder in gebruik is genomen, die zich achter de oude grafkelder bevindt. In 2022 werd de derde grafkelder opgeleverd, die zich ten zuidoosten van de oudste grafkelder bevindt. 
Bijzetting van Prinses Wilhelmina, 1962. Foto: RVD


De ingang van de grafkelder bevindt zich voor het koor. De ingang wordt bedekt door een grote grafsteen, waarin het wapen van Oranje-Nassau is uitgehouwen en in het Latijn de tekst "Hier verwacht Willem I, de Vader des Vaderlands, de wederopstanding" staat. 
Afbeelding uit 1890.

Herdenking in de Nieuwe Kerk te Delft van de 400e sterfdag van Prins Willem van Oranje Nassau in 1984; ook Koning Boudewijn en Koningin Fabiola zijn erbij.

Toch een verschil met ‘gewone mensen’ 

Leden van het Koninklijk Huis vallen niet onder de Wet op de Lijkbezorging die sinds 1991 in werking is. Door deze ontheffing is het voor deze leden wettelijk toegestaan om bijgezet te mogen worden onder de Nieuwe Kerk te Delft. Begraven in een kerk of een ander gebouw, dat niet uitsluitend bestemd is voor begraven is in Nederland voor gewone stervelingen verboden. Daarnaast worden overleden leden van het Koninklijk Huis over het algemeen later bijgezet dan de wet verplicht stelt. Ook worden leden bijgezet in een kist bekleed met lood, zodat deze in de toekomst niet zal vergaan. Het besluit op de lijkbezorging stelt vast dat lijkbezorging normaal gesproken alleen mag plaatsvinden in een ecologische kist, zoals hout of riet. Omdat ook prinses Juliana in een loden kist is bijgezet, konden de kleinkinderen van de prinses vanwege het gewicht de kist niet naar de grafkelder dragen, zoals zij dit graag wilden. Tot slot worden de lichamen van leden van het Koninklijk Huis gebalsemd. Dit gebeurt vrij snel na het overlijden. Het bloed wordt uit het lichaam verwijderd en vervangen door een speciale stof die ervoor zorgt dat het lichaam niet op een natuurlijke manier ontbindt. Niet alle gestorven leden zijn gebalsemd. Zo is van koningin Wilhelmina en prins Bernhard bekend dat zij niet gebalsemd wensten te worden. Prinses Juliana en prins Claus hebben een simpele vorm van balseming ondergaan. Balseming is voor andere mensen verboden, tenzij de duur om het lichaam intact te houden niet langer dan tien dagen is. In uitzonderlijke gevallen kan ontheffing worden verleend.
 


Geheimzinnig 

Rondom de bijzetting van leden van het Koninklijk Huis zijn vele rituelen en tradities. De kelder wordt door de koninklijke familie als een privédomein gezien en, anders dan in Spanje, België en Oostenrijk, is de kelder steeds gesloten en heerst er rond de kelder geheimzinnigheid. Zo dook in de publiciteit rond de uitvaart van prins Claus een eerder onbekende kleine kist op die rechtsachter in de nieuwe kelder staat. Wat deze kist bevat is onduidelijk. Mogelijk gaat het om de doodgeboren zoon van koningin Wilhelmina en prins Hendrik. De burgemeester van Delft, sleutelbewaarder van de kelder, opent de grafkelder alleen in bijzijn van twee medewerkers van de AIVD en twee marechaussees. De burgemeester gebruikt daarbij de kleine dienstingang naast het monument. Alleen beëdigd personeel mag werkzaamheden in de grafkelder uitvoeren. De toegangssteen wordt alleen verwijderd voor bijzettingen van leden van het Koninklijk Huis. 

Monumenten en gedenktekens 

De belangrijkste bezienswaardigheid in de Nieuwe Kerk is het grafmonument ter nagedachtenis aan Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands. Het werd in opdracht van de Staten-Generaal tussen 1614 en 1622 gebouwd en is ontworpen door Hendrick de Keyser. Het was slechts toevallig dat Willem van Oranje in Delft werd begraven.
De oudste grafkelder van de Oranjes in Nederland bevindt zich namelijk in de Grote Kerk van Breda. Hier vonden onder meer Engelbrecht van Nassau, René van Chalon en Anna van Egmond, de eerste vrouw van Willem van Oranje, hun laatste rustplaats. De ‘vader des vaderlands’ had in een geschrift aangegeven dat hij na zijn overlijden ook bijgezet wilde worden in de Grote Kerk in Breda. Toen hij op 10 juli 1584 doodgeschoten werd, was Breda bezet door de Spanjaarden. Daarom kreeg Willem van Oranje een voorlopig graf van ruwe stenen en cement in een hoekje van de Nieuwe Kerk in Delft. Aanvankelijk bestond nog de gedachte dat hij later zou worden overgebracht naar Breda. Pas dertig jaar later werd op aandringen van Louise de Coligny een grafkelder gebouwd in de Nieuwe Kerk. Hendrik de Keyser kreeg van de Staten-Generaal in 1614 de opdracht voor het maken van een grafmonument dat in eerste plaats de persoonlijke roem van de prins van oranje moest verbeelden, maar ook recht zou doen aan de glorie van de jonge Republiek. In het midden onder de baldakijn ligt Willem van Oranje vredig opgebaard met zijn armen langs zijn lichaam. Onder “de eeuwig slapende prins” in de tombe lag een kistje met het hart van Willem van Oranje. Louise de Coligny zette dit persoonlijk op 27 april 1620 bij.
Een jaar later overleed Louise de Coligny. Zij werd aan de zijde van haar man bijgezet in de Nieuwe Kerk. Toen stadhouder Prins Maurits in 1625 overleed, was het nog steeds niet mogelijk om te worden begraven in Breda. Pal onder het monument van zijn vader werd hij bijgezet. Frederik Hendrik gaf in zijn testament aan dat hij ook bijgezet wilde worden in Delft, waarmee de Nieuwe Kerk definitief de belangrijkste laatste rustplaats van de Oranjes werd. 

Op 22 oktober 1751 overleed stadhouder Willem IV. Vanwege ruimtegebrek kreeg de grafkelder in Delft een zijvleugel. De bijzetting zou in februari plaatsvinden maar op 13 januari 1752 meldde de Amsterdamse Courant al dat de nieuwe grafkelder voltooid was. Omdat de houten kisten langzaam verteerden, werd er meteen van de gelegenheid gebruik gemaakt om deze te vervangen door loden kisten of ze met soldeersel te bekleden. In 1820 zag Koning Willem I zich wederom genoodzaakt de grafkelder uit te breiden en liet nog een grafkelder bouwen achter de crypte van Willem van Oranje. Deze nieuwe grafkelder moest passen bij zijn status als koning en was duidelijk groter van formaat. Voor deze nieuwe kelder werd het achtergedeelte van het koor met een aantal treden verhoogd. In juni 1822 was de nieuwe grafkelder gereed en kon Wilhelmina van Pruisen, die twee jaar eerder in Apeldoorn was begraven, worden bijgezet. Elf kisten uit de oude kelders kregen een plek in de nieuwe kelder waar de inrichting later nog verschillende herschikkingen zou kennen. De meeste koningen, koninginnen, prinsen en prinsessen zijn inmiddels bijgezet in de Nieuwe Kerk.
Een half jaar na het overlijden van Willem V was het gezin van Willem Frederik, die toen in Berlijn verbleef, genoodzaakt om te vluchten richting Koningsbergen. Maar tijdens deze vlucht werd de zesjarige prinses Pauline ziek. Zij overleed op 22 december 1806. De Prins van Oranje begroef zijn dochter op het landgoed Freienwalde bij Berlijn. Toen keizer Wilhelm II in 1909 het slot verkocht rees de vraag of het kistje van Pauline verplaatst moest worden. Op 7 april 1911 werd zij overgebracht naar de koninklijke grafkelder in Delft. Het kleine bronzen kistje werd in de nis van Wilhelmina van Pruisen geplaatst. Zo lag het jonge prinsesje weer tussen haar ouders in. Haar grafmonument werd geplaatst tegen de achterwand van het koor. Verder bevindt zich in de Nieuwe Kerk het praalgraf van Hugo de Groot en zijn er vele gedenktekens van hier rustende leden van het Huis Oranje-Nassau. Omdat stadhouder Willem V in 1806 overleed ten tijde van zijn ballingschap werd hij bijgezet in de hertogelijke grafkelder van de Sint-Blasiuskerk in Brunswijk. Geopperd werd of hij niet naast zijn vrouw moest komen te liggen. Pas in 1958 was de kogel door de kerk. Na een plechtige uitvaartdienst werd de kist per auto naar Nederland gebracht, geëscorteerd door de Westduitse militaire politie. Tijdens een korte plechtigheid in aanwezigheid van Koningin Juliana en Prins Bernhard werd ook hij bijgezet in de grafkelder in Delft. Overigens wel met het uitdrukkelijke verzoek van koningin Wilhelmina dat zij, wanneer het haar tijd was, niet naast of in zijn nabijheid zou worden geplaatst.  

Uitbreidingen een aanpassingen 

Naast het praalgraf van Willem van Oranje is een klein luik dat toegang geeft tot de grafkelders. In 1923 ontstonden plannen voor een monumentale trap naar een voorportaal. Deze werden niet uitgevoerd, maar de opening voor het praalgraf in de vloer werd verbreed met een grote trap richting een nieuwe voorhal die leidde naar de grafkelders. De opening werd afgedekt met een grote deksteen die zo’n twee ton zou wegen. Dat maakt het lastig voor familieleden om de grafkelder te bezoeken. Ter gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in 1915 werd een grote verbouwing uitgevoerd. Men dacht aan een grote trap vóór het monument. Uiteindelijk werd het een steen van enkele tonnen zwaar van arduin met het opschrift RESURRECTIONEM EXSPECTAT GUILELMUS PRIMUS PATER PATRIAE Latijn voor: "Hier verwacht Willem I, Vader des Vaderlands, de wederopstanding".
In 2021 werd wederom gestart met een wenselijke uitbreiding van de grafkelders. Deze is geplaatst onder de zuidelijke kooromgang van de Nieuwe Kerk. Het ontwerp van de uitbreiding van de Koninklijke grafkelder was sterk afhankelijk van de technische mogelijkheden en is in samenspraak met o.a. de architecten, externe adviseurs, de Nieuwe Kerk en het Koninklijk Huis tot stand gekomen. In het ontwerp is ook rekening gehouden met het creëren van een nieuwe ingang. Hierdoor hoeft niet langer een zerk van honderden kilo’s uit de vloer van de kerk gelicht te worden om toegang te krijgen tot de grafkelder. Er is gekozen voor een relatief eenvoudig ontwerp met een eigentijds en ingetogen karakter. In de uitbreiding van de grafkelder is plek gecreëerd voor ruim twintig bijzettingen. De realisatie van de nieuwe kelder was alleen mogelijk door het ontgraven van een deel van de grond in de kerk. Deze grond is archeologisch gezien zeer waardevol gebied. In de bodem onder de Nieuwe Kerk bevinden zich resten van de vroege ontstaansgeschiedenis van de stad Delft. Het koor van de kerk - rondom het praalgraf van Willem van Oranje – is ook de plek waar belangrijke lieden werden begraven. De archeologische opgraving - onder toezicht van de Gemeente Delft - is op wetenschappelijke wijze uitgevoerd. De archeologisch onderzoekers hebben meer dan 500 graven aangetroffen. Het onderzoek met betrekking tot het gevonden materiaal kan nog enkele jaren duren. Hier wordt bijvoorbeeld DNA onderzoek op verricht. 

Hoewel er van het oude gedeelte van de grafkelder nooit beeld - op een tekening na - is opgedoken, kregen we een jaar geleden wel foto’s te zien van de nieuwe kelder.




2 opmerkingen:

  1. Ik zou de grafkelder best weleens willen bezoeken, net zoals in Belgie. Al is het maar bij een enkele gelegenheid en dan ook door de dienstingang. Hopende gebeurt dit nog een keer, .

    BeantwoordenVerwijderen
  2. De kans dat dat gebeurt is niet groot. Die grafkelder, ook het deel van 1822, is veel te krap voor bezoekers. Ik zou het wel logisch vinden als er eens wat foto's van die kelders gemaakt en gepubliceerd zouden worden. Het is immers onze gezamenlijke geschiedenis, waar we ook gezamenlijk de instandhoudingskosten voor dragen.

    BeantwoordenVerwijderen