Inhuldiging Koningin Juliana | De Oranjes

zaterdag 20 april 2013

Inhuldiging Koningin Juliana

Wilhelmina –sinds haar 18e al Koningin – was na de oorlog oververmoeid. Artsen adviseerden de Koningin  rust te nemen vanwege haar slechte gezondheid. Juliana werd daarom op 10 oktober 1947 benoemd tot regentes en legde vier dagen later de eed af. Sinds december 1947 nam Koningin Wilhelmina het weer over, maar dat viel niet mee voor de 68-jarige vorstin. Op 12 mei 1948 maakte ze daarom de keuze definitief af te treden: "Overgroote vermoeienis, die noch mijn werk, noch mijn gezondheid ten goede komt en die onder den druk van de uitoefening van mijn zware taak, geen kans krijgt over te gaan, noopt mij ten tweeden male mijn toevlucht te nemen tot een regentschap" liet ze via een radiotoespraak weten.

Op zaterdag 4 september ondertekende Koningin Wilhelmina in het Paleis op de Dam de Akte van Abdicatie, waarmee Juliana automatisch de nieuwe Koningin werd. Vervolgens betraden moeder, dochter en Prins Bernhard het paleisbalkon, onder luid gejuich van duizenden mensen die op de Dam stonden. “Ik stel er prijs op u zelf mede te delen, dat ik zojuist mijn troonsafstand heb getekend ten behoeve van mijn dochter, Koningin Juliana.”Begon Wilhelmina. "Ik dank u allen voor al het vertrouwen, dat gij mij vijftig jaar lang hebt gegeven. Ik dank u voor de toegenegenheid, waarmee gij mij steeds hebt omringd. Met vertrouwen zie ik de toekomst tegemoet onder de zorgende leiding van mijn innig geliefd kind. God zij met u en de Koningin. En ik acht mij gelukkig met u allen te kunnen uitroepen: leve onze Koningin. Hoera! Hoera! Hoewwra!”Door haar enthousiasme schoot haar kunstgebit los, die ze gelukkig net niet verloor. Met een ‘volle mond’ gaf ze haar dochter een kus die daarna het woord nam: “Ik dank u, lieve moeder, dat ge me op deze wijze hebt ingeleid. Ik voel het als een groot leed, dat we u wijsheid en uw ervaring en bovenal uzelf voortaan zullen moeten missen als onze koningin. Hoe moeilijk het ook zal zijn hieraan te moeten wennen, ik weet, dat allen u van harte hun beste wensen meegeven voor deze levensperiode, waarin ge als prinses Wilhelmina onder ons zult verkeren. Maar we kunnen één ding voor u doen: de ideeën, waarvoor gij pal hebt gestaan, blijven nastreven en verwerkelijken. Ik doe in het bijzonder een beroep op de jeugd, om te trachten zulk een toekomst voor ons allen te vormen, dat daarin de hoogste waarde in ere worden gehouden, waardoor zovelen van de besten hun leven hebben gegeven. Voorts doe ik voor mijzelf een beroep op uw aller vertrouwen, datzelfde vertrouwen waarmee gij mij in de vijf maanden, waarin ik als regentes voor mijn moeder waarnam, tegemoet gekomen zijt. Tezamen gaan wij moedig voorwaarts. Leve het vaderland”. Na het spelen van het Wilhelmus verdween Wilhelmina en verschenen de prinsesjes Beatrix, Irene, Margriet en Marijke (die door het kindermeisje naar Juliana werd gebracht) De kleine Margriet en Marijke werden op een stoel gezet om boven het balkonhek te kunnen kijken. ’s Middags maakten Koningin Juliana, Prins Bernhard en hun drie oudste dochters een rijtoer met de Crème Calèche.



Precies 50 jaar nadat Wilhelmina in 1898 op 6 september werd ingehuldigd, brak het grote moment voor Koningin Juliana aan. Om 11 uur liep ze met Prins Bernhard vanuit het paleis naar de Nieuwe Kerk over de rode loper die overdekt was met wederom een pergola van visnetten. Aan haar schouders hing uiteraard de traditionele Koningsmantel, hoewel er niet veel historie meer inzat. Zo’n vijftig jaar was de mantel opgeborgen in een ijzeren kist. Toen het in 1948 naar Juliana’s kleermaker – couturier Erwin Dolder – gebracht werd, zag hij dat de mantel zó slecht bewaard was, dat hij niet meer gedragen kon worden. De stof en het bont waren verkleurd en kaal. In plaats van met de Koningin te overleggen bestelde de couturier in Zwitserland nieuw rood fluweel en bont, waar een volledig nieuwe mantel van werd gemaakt. De 83 leeuwen werden van de oude mantel op de nieuwe geborduurd. En omdat de mantel nu eenmaal toch vermaakt werd, werd er ook meteen een constructie bedacht waardoor de mantel tijdens de eedaflegging op Juliana’s schouders zou blijven zitten bij het optillen van haar arm. Naar verluid kreeg Juliana vlak voor de inhuldiging te horen dat ze een nieuwe mantel zou dragen. Ze besloot het toen ook maar geheim te houden. Pas in 1999 werd alsnog bekend dat de mantel volledig vernieuwd was..

Voor het eerst in de geschiedenis waren nu ook leden uit buitenlandse vorstenhuizen uitgenodigd om de inhuldiging bij te wonen. Prins Bernhard nam naast zijn echtgenote plaats op het troonpodium en de twee prinsesjes Beatrix en Irene zaten – in hun jurkjes van satijn en kant – op de voorste rij tussen beide oma’s: Prinses Wilhelmina en Prinses Armgard. ‘Eenvoudig’ waren de stoelen die Juliana voor haar en haar man uitgekozen had voor deze ceremonie. De stoelen waren afkomstig uit de Tweede Kamer, maar hadden wel een Koninklijke achtergrond omdat ze oorspronkelijk voor Emma en Wilhelmina gemaakt waren.



De plechtigheid verliep verder geheel volgens traditie met op de credenstafel weer de uitgestalde regalia: Kroon, scepter en rijksappel. In haar toespraak richtte Juliana ook het woord aan haar moeder: “ Leden van de Staten-Generaal,Dat ik hier op het ogenblik in uw midden ben om de eed op de grondwet af te leggen, vervult mij met weemoed. Want het is een gevolg van het feit, dat mijn lieve moeder een halve eeuw lang haar krachten in dienst van het Vaderland en het Rijk heeft gegeven in een mate, dat zij nu eindelijk de zware last niet langer dragen kan. Maar het vervult mij ook met de troost, dat ik haar mag verlichten door die last met mijn onervaren handen, maar sterkere want jongere kracht, over te nemen en dat ik daarmee iets voor mijn moeder doen kan - voor haar, aan wie ik samen met de goede mens, die mijn vader was, het levenslicht en alles te danken heb. Sedert eergisteren ben ik geroepen tot een taak, die zo zwaar is, dat niemand die zich daarin ook maar een ogenblik heeft ingedacht, haar zou begeren, maar ook zo mooi dat ik alleen maar zeggen kan: "Wie ben ik, dat ik dit doen mag". De mogelijkheden, die mij hierdoor worden gegeven, om in het algemeen welzijn werkzaam te kunnen wezen, zijn zo groot, dat ik na veel innerlijke strijd bereid ben deze roeping te volgen - waarop mijn ouders mij met zorg hebben voorbereid. Overeenkomstig de bepalingen van de grondwet ben ik tot het koningschap geroepen, maar de moed om deze roep te volgen vind ik in vertrouwen op God en in de grote liefde, waarmede ons volk mij tegemoet treedt. Deze liefde heeft mij mijn hele leven begeleid. Ik leefde in de warmte daarvan in tijden van voorspoed en geluk, maar nooit bleek de kracht daarvan sterker, dan in tijden van tegenspoed en verdriet. Daarnaast ben ik gelukkig in mijn man een levensgezel naast mij te hebben, die een grote steun voor mij is en hebben wij het voorrecht zelf al onze zorgen te mogen wijden aan onze vier kinderen. Ik wil hier met nadruk vaststellen, dat voor een Koningin haar taak als moeder even belangrijk is als voor iedere andere Nederlandse vrouw. 


De jurkjes van Beatrix en Irene zijn bewaard gebleven in het KH archief
Lieve Moeder, Geleid door de liefde, de wijsheid en het verstand van grootmoeder, zijt gij uw zware taak begonnen met later naast u vaders gezegende persoonlijkheid. Hoe moeilijk ge het hebt gehad in een wereld van conventionele vooroordelen, waardoor speciaal de tijd waarin ge begon, zich kenmerkte, weet ik nog maar alleen, en dat zeer ten dele. Met uw scherpe visie en uw in den grond van uw hart zo sterke verbondenheid met de medemens, hebt gij echter onverstoord voor het heil der gemeenschap gewerkt. Ikzelf en allen hadden altijd het gevoel dat gij er waart, als een rots. Toen de stormen kwamen, merkte men dat pas goed. Want die rots stond daar onwrikbaar; saevis tranquillus in undis - rustig te midden der woedende golven. Ik weet dat ge in uw overgrote bescheidenheid en nederigheid, na een halve eeuw van offeren en dienen en nooit uzelf zoeken, van onafgebroken werken, zwoegen en scheppen, zegt: "Maar ik heb toch immers niets gedaan. Waarvoor dan al deze dank?"Nederland en de rijksdelen overzee hebben u een halve eeuw als "de Koningin" gekend en zelfs reeds acht moeilijke jeugdjaren daarvoor. Nu hoopt ge op een welverdiende rust, het geven van eigen zinvolle vorm aan uw levensavond. Een uiterlijk zinnebeeld, hoe ontoereikend ook, moge u nog sterker gevoel van verbondenheid geven met de besten uwer wapenbroeders in de grote strijd. In de hoop dat uw bescheidenheid u niet zal beletten, het te aanvaarden, wordt u thans als symbool van het hoogtepunt van uw regeering, uw leiderschap in de zwarte tijd van oorlog en onderdrukking, het ridderkruis der
Margriet vermaakt zich tijdens de inhuldiging
met een step in het paleis
Militaire Willemsorde, eerste klas, aangeboden. Het tekenen van dit besluit was mijn eerste regeringsdaad als Koningin. Leden van de Staten-Generaal,Wij bevinden ons op dit ogenblik van de wereldgeschiedenis in een toestand, waarin alles aankomt op onze houding tegen de dreiging van nieuwe onheilen. Nederland moet niet alleen drijvende blijven op de wilde golven van het wereldgebeuren. Het moet zelf zijn koers bepalen, en bovendien trachten met de andere volken samen de koers uit te zetten van de ganse wereldvloot. Wij moeten er niet op zien of dat offers kost. Als het nodig blijkt, moeten wij bereid zijn ballast uit te werpen. Alle hens aan dek: "Eendracht en nog eens eendracht" heeft Koningin Wilhelmina ons op het hart gebonden. Veel goede voornemens worden geuit, veel plannen worden gemaakt. Zullen wij ze ook waar maken: bij het nastreven van sociale rechtvaardigheid, culturele ontwikkeling en economische welvaart in ons kleine land met zijn grote bevolking, in het regelen op voet van vrijheid, zelfstandigheid en gelijkwaardigheid van onze verhouding tot de volkeren van Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen, in het vervullen van onze taak tussen de volken, in de wijde ruimte der wereldverhoudingen?Ja, wij kunnen en zullen waar maken, wij kunnen en zullen verwezenlijken, wat in onze macht is om te bereiken. God helpt hen, die zichzelf helpen. Doen wij dit niet en zien wij te veel op de offers, die het ons kosten zal, dan lopen wij het gevaar in de golven onder te gaan.In de laatste twintig jaren hebben in de wereldgemeenschap misdaden plaats gegrepen zo groot, dat men zich die niet te voren had kunnen voorstellen. Als een kwaadaardige besmetting heeft deze misdadigheid om zich heen gegrepen en een verwildering der geesten tengevolge gehad, die ook ons volk - ondanks een heldhaftig verweer niet geheel onaangetast heeft gelaten. Geen betere wijze om dit kwaad te bestrijden dan het opvoeden van onze jeugd tot vrije menschen met een geestelijk fundament, met een sterk verantwoordelijkheidsgevoel voor de medemens, met eerbied voor alles wat leeft en groeit en voor eens anders diepste overtuiging.Ons volk is zeer onderscheiden naar godsdienst en wereldbeschouwing. De Staten-Generaal geven daarvan een weerspiegeling en kennen, om met Willem van Oranje te spreken, "die gelegenheyt des lands ende de humeuren van de ingesetenen het best." Het is daarom aan hen te verwezenlijken die eenheid in verscheidenheid, het in eendracht behartigen van ‘s lands belang.Zo dadelijk zal ik mijn eed afleggen in honderd jaar oude bewoordingen. Daarbij zal mij voor ogen staan het zinnebeeld, waarmede ik de regering van mijn moeder kenmerkte, en dat voor mij het wezen van het Nederlandse Koningschap weergeeft: De rots temidden der woelige baren. Leden der Staten-Generaal, tezamen zullen wij werken voor het heil van Nederland en het Rijk. Moge God onze arbeid zegenen.” 




Daarna legde de Koningin de eed af: "Ik zweer aan het Nederlandse volk, dat ik de grondwet steeds zal onderhouden en handhaven. Ik zweer, dat ik de onafhankelijkheid en het grondgebied van de Staat met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat ik de algemene en bijzondere vrijheid en de rechten van alle mijne onderdanen zal beschermen, en tot instandhouding en bevordering van de algemene en bijzondere welvaart alle middelen zal aanwenden, welke de wetten te Mijner beschikking stellen, zoals een goed Koning schuldig is te doen.Zo waarlijk helpe Mij God almachtig.” 

De oudste wapenkoning riep daarop: “Hare Majesteit Koningin Juliana is ingehuldigd." Een driewerf ‘hoera’ werd vervolgens luidkeels door iedereen in de kerk geroepen. Zo tegen 12 uur liep de plechtigheid ten einde en verliet de Koningin – met de achtervolgende stoet – de kerk onder het gezang ‘De heer is mijn herder’. Samen met alle kinderen verschijnt het Koningspaar niet lang daarna op het balkon om wederom de mensen te groetten. In het paleis werden ook nog officiële foto’s gemaakt, waaronder ook enkele met de regalia. Opmerkelijk genoeg poseerde Juliana hier met de oude regalia van Koning Willem I. De nieuwe regalia – die sinds de inhuldiging van Koning Willem II gebruikt wordt – lag nog in de kerk..







Na een uitgebreide lunch maakte het gezin weer een rijtoer door Amsterdam, met de Gouden Koets dit keer. ’s Avonds werd er met zo’n 300 gasten gedineerd in de Burgerzaal van het paleis.



Tot slot woonde het Koningspaar en de gasten in het Olympisch Stadion het ‘Kroningsspel’ bij.

Ook de dagen na de inhuldiging bleef het feest. Zo was er op 7 september een bloemencorso die langs het Koninklijk paleis kwam. Vanaf het balkon keek Juliana met haar oudste drie dochters naar de honderden versierde wagens. En met Bernhard woonde Juliana die avond een galaconcert bij in het Concertgebouw.

Foto's: © RVD/Meijboom/ Koninklijk Huisarchief/Screenshots

2 opmerkingen:

  1. Prachtige foto's, mooie informatieve log. Heb je veel veel werk aan besteed Vivian, leuk om te lezen.

    BeantwoordenVerwijderen